Hieronder wordt ingegaan op de financiële positie van de provincie. Dit gebeurt aan de hand van een aantal financiële kengetallen, die tezamen een weerspiegeling vormen van hoe de provincie er de komende jaren in financiële zin voorstaat. Dit betreft de zogenaamde financiële kengetallen zoals die door het BBV worden voorgeschreven, aangevuld met informatie over het weerstandsvermogen.
Het BBV schrijft voor dat de kengetallen opgenomen en toegelicht moeten worden in de begroting en jaarrekening, maar geeft geen normen. Gemeenten en Rijk hebben wel afspraken gemaakt over zogenaamde signaleringswaarden, maar die gelden dus niet specifiek voor provincies.
Jaarrekening 2018 | Begroting 2019 t/m Najaarsnota | Begroting 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | Raming 2023 | |
Netto schuldquote | 50,4% | 80,2% | 131,5% | 174,8% | 190,7% | 198,6% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 49,8% | 79,4% | 130,1% | 173,1% | 188,7% | 196,7% |
Solvabiliteitsratio | 51,4% | 48,7% | 38,0% | 32,3% | 31,6% | 31,2% |
Grondexploitatie | 0,0% | 0,0% | 0,0% | 0,0% | 0,0% | 0,0% |
Structurele exploitatieruimte | 18,0% | 12,7% | 11,9% | 8,0% | 9,7% | 7,9% |
Belastingcapaciteit (tarief PZH t.o.v. gemiddelde) | 112,2% | 112,3% | 111,1% | 111,1% | 111,1% | 111,1% |
De komende jaren komt een aantal grotere investeringen op het gebied van infrastructuur en groen tot uitvoering. Voor het financieren van de uitvoering van deze investeringen zijn niet voldoende eigen financieringsmiddelen beschikbaar. Dat betekent dat de provincie de komende jaren meer moet gaan lenen, wat leidt tot een oplopende schuldquote, een afnemende solvabiliteit en een lagere vrij besteedbare exploitatieruimte. Met de toenemende kapitaallasten alsmede de stijgende onderhoudslasten is rekening gehouden in de begroting. De effecten zijn zichtbaar in de ontwikkeling van de structurele exploitatieruimte. Met name bij de schuldquote is sprake van planningsonzekerheden omtrent de uitgaven die kunnen leiden tot een bijstelling van de schuldquote.